Times are changing – strengere eisen aan de voorlopige hechtenis
Vrijheid is van onschatbare waarde. Niet voor niets worden strenge eisen gesteld aan het door de Staat ontnemen van die vrijheid, zoals aan de voorlopige hechtenis. Niet alleen ons nationale recht, maar ook het Europees recht bevat zulke eisen. Helaas wijst de praktijk uit dat de Staat zich niet altijd aan die eisen heeft gehouden en houdt. Onlangs is Nederland (wederom) in drie zaken op de vingers getikt door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Betekent dit dat er eindelijk licht is aan de horizon wat betreft de motivering van de voorlopige hechtenis?
Als voorbeeld van die praktijk neem ik jullie mee in een fictieve strafzaak, die weliswaar dicht bij de werkelijkheid rondom de voorlopige hechtenis ligt. Karel wordt verdacht van een straatroof. Van meet af aan heeft Karel ontkend en een alternatief scenario geschetst. Karel heeft aangegeven dat hij aangever weliswaar eerder op de avond heeft gezien op een feestje, maar dat hij met de straatroof niets te maken heeft. Gelet op de verklaring van aangever, waarin hij Karel aanwijst als dader en het aangetroffen DNA hebben de rechter-commissaris en de raadkamer geoordeeld dat er voldoende verdenking is om Karel langer in voorarrest te houden. Later tijdens het voorarrest blijkt dat DNA is aangetroffen van een onbekende derde persoon. Wat de verdediging betreft maakt dit dat de stevige verdenking niet meer zo stevig is; er zijn niet langer ernstige bezwaren. Op de eerstvolgende pro forma zitting wordt dan ook verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis. Na een vurig pleidooi trekt de rechtbank zich terug voor beraad. De beslissing volgt: “Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de grond(en) die tot het bevel tot bewaring en het bevel tot gevangenhouding hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen”.
Kortom: Karel blijft vastzitten en de nieuwe omstandigheden worden klakkeloos genegeerd. Karel voelt zich niet gehoord. Afwijzing van een verzoek op een dergelijke manier kan en mag niet. Uit de drie recente uitspraken van het Europees Hof in de zaken Hasselbaink, Maassen en Zohlandt tegen Nederland volgt dat specifieke omstandigheden moeten worden genoemd die de verlenging van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Relevante en actuele omstandigheden moeten worden benoemd en dus ook nieuwe ontlastende omstandigheden.
Naast verzoeken om opheffing wordt in veel zaken ook verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. Het spreekt voor zich dat ook in die gevallen van de rechterlijke macht mag worden verlangd dat zij gemotiveerd op zo’n verzoek ingaan. De standaard riedel “De rechtbank is van oordeel dat het strafvorderlijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van verdachte bij schorsing” dekt in ieder geval de motiveringsplicht niet.
Opgemerkt zij dat sommige rechtbanken en hoven al op de goede weg lijken te zijn. Desondanks hoort een uitgebreide motivering geen uitzondering, maar juist de standaard te zijn. De taak voor u is om samen met uw advocaat actief op zoek te gaan naar argumenten voor opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis.
Zit u in voorlopige hechtenis en wenst u te bezien wat de mogelijkheden voor u zijn?
U bent altijd welkom om contact met ons kantoor op te nemen.
Mattanja Glismeijer is strafrechtadvocaat
Mattanja Glismeijer
Strafrechtadvocaat bij Plasman Advocaten
0 reacties