Het ondervragingsrecht, een groot goed
Mensen die voor het eerst met strafrecht in aanraking komen verbazen zich er vaak over dat het meeste bewijs uit verklaringen bestaat. Want hoe kun je ooit zeker zijn dat een getuige niet liegt of zich vergist? Bij ‘bewijs’ denken velen eerder aan ‘hard’ bewijs, zoals vingerafdrukken, dna of camerabeelden. ‘Een woord weegt lichter dan een duivenveer’, of zoals een cliënt eens zei: ‘ze kunnen me nog meer vertellen!’
Daar komt iets bij. Nederland onderscheidt zich van andere landen doordat getuigen zelden in de rechtszaal worden verhoord. Terwijl de zittingsrechter wel een oordeel moet geven over hun betrouwbaarheid. Het is dan ook belangrijk voor de rechtsbescherming (en de kwaliteit van de rechterlijke beslissing) dat de verdediging de kans krijgt om getuigen kritisch te ondervragen. Is het niet op de zitting, dan vooraf bij de rechter-commissaris. Maar dat spreekt niet altijd voor zich. In 2017 wierp de Hoge Raad een drempel op: een verzoek tot het horen van een getuige moest altijd nauwkeurig worden gemotiveerd, anders mocht de rechter eraan voorbijgaan.
Precies hierover werd Nederland begin dit jaar op de vingers getikt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, in de zaak Keskin tegen Nederland. Getuigen hadden Keskin bij de politie belast. De rechter had het verzoek van Keskin om ze te horen afgewezen. Keskin had niet uitgelegd op welke onderdelen de getuigenverklaringen onjuist waren, vond de rechter.
Volgens de oude lijn van de Hoge Raad maakte het geen verschil of de verdediging een getuige wilde horen die bij de politie een belastende verklaring had afgelegd, of een andersoortige getuige. In beide gevallen kon de rechter het verzoek afwijzen als hij de motivering te mager vond. Maar daar bleek het Europees Hof in Keskin heel anders over te denken. De verdediging moet in principe de kans krijgen om belastende getuigen te horen. Dat hoeft geen verdere motivering. Het verdedigingsbelang spreekt hier voor zich.
Deze uitspraak heeft voor de Nederlandse strafpraktijk nogal wat gevolgen. De argumenten waarmee rechters getuigenverzoeken verwerpen zijn onder een vergrootglas komen te liggen. De Hoge Raad heeft de lijn van het Europees Hof in een aantal arresten verwerkt. Zo mag van de verdediging niet meer worden verlangd dat het verzoek om een belastende getuige te horen wordt onderbouwd. Soms kan het ondervragingsrecht om wat voor reden ook niet worden uitgeoefend. Als de rechter dan toch de eerdere belastende verklaring wil gebruiken als bewijs, moet hij grondig nagaan of het proces als geheel eerlijk is geweest. Daarin weegt mee of de bewezenverklaring in beslissende mate afhangt van de verklaring van de niet gehoorde getuige, of dat er meer bewijs ligt. En of er andere manieren zijn (‘compenserende factoren’) om de betrouwbaarheid van de verklaring te toetsen (bijvoorbeeld door een deskundige hier zijn mening over te laten geven).
Het is al vaker gebleken dat het Europees Hof het ondervragingsrecht een groot goed vindt. Door de uitspraak in de zaak Keskin zijn de rechten van de verdediging terecht een stukje uitgebreid. Wanneer een woord, ‘lichter dan een duivenveer’, tot iemands veroordeling kan leiden, moet daar een stevige controlemogelijkheid tegenover staan.
Vasco Groeneveld is strafrechtadvocaat
Vasco Groeneveld
Strafrechtadvocaat bij Plasman Advocaten
0 reacties