Vrij, tenzij…..
Zowel binnen penitentiaire inrichtingen (PI’s) als daarbuiten is het merkbaar dat de Nederlandse strafrechtpleging vastloopt. Door onder meer onderbezetting bij politie Openbaar Ministerie (OM) en de Rechtspraak, wordt pas na lange tijd toegekomen aan een inhoudelijke behandeling op zitting. Om over de looptijd van het hoger beroep maar te zwijgen. Maar naast onderbezetting zijn er ook andere oorzaken aan te wijzen voor het verzanden van procedures. Over dit onderwerp verscheen in oktober in het Nederlands Juristenblad een artikel dat is geschreven door drie rechters en waarin oplossingen worden aangedragen voor dit maatschappelijke probleem.
Innovatie en procesafspraken
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor de stremmende rechtsgang. Te denken valt aan de onuitputtelijke stroom van ondermijningszaken, te hoge verwachtingen van het strafrecht en te weinig innoverend vermogen aan de zijde van de Rechtspraak. Alhoewel voor wat betreft dat laatste verbeteringen zijn aanbracht met de inmiddels in zwang geraakte praktijk van procesafspraken. Door in een vroeg stadium een acceptabele straf met de verdachte overeen te komen, wordt veel tijd en zittingscapaciteit gewonnen.
Pro forma zittingen
In het artikel wordt echter aandacht gevraagd voor de voorlopigehechtenispraktijk en de daarmee gepaard gaande enorme stroom van pro forma zittingen. Deze zittingen zijn wettelijk voorgeschreven in het geval een verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt. In de praktijk beperken deze zittingen zich tot het bespreken van opheffings- en schorsingsverzoeken. Deze zittingen leggen een enorm beslag op de zittingscapaciteit. Bij de rechtbank Rotterdam zouden per jaar 450 strafzaken extra inhoudelijk kunnen worden afgedaan als er geen pro forma zittingen zouden zijn. Landelijk zou het gaan om duizenden zaken. Deze zaken zouden niet nodig zijn als verdachten eerder en vaker hun proces in vrijheid zouden mogen afwachten. Daar pleiten deze rechters dan ook voor.
De zittingsagenda blijkt vaak de reden te zijn voor het laten voortduren van voorlopige hechtenis.
Volgens deze rechters worden verdachten vaak om de verkeerde redenen in voorarrest gehouden. In veel gevallen vanuit de gedachte dat het proces dan nóg langer zou duren en/of uiteindelijke gevangenisstraf deels zou ontlopen. Door verdachten in voorlopige hechtenis te houden blijven deze zaken in ieder geval voorrang houden bij het inplannen van de zittingsagenda. Maar inmiddels gaat ook dat argument niet meer volledig op en moeten ook zaken met verdachten in voorlopige hechtenis achter in de rij aansluiten. Zaken met maatschappelijke impact maar met verdachten die in vrijheid verkeren, moeten nóg langer wachten. Voor de één is dat prettig, voor de ander absoluut niet.
Mogelijke oplossing: relativering van de gronden voor voorlopige hechtenis
Als oplossing wordt onder meer aangedragen om de gronden van de voorlopige hechtenis te relativeren. Het gaat dan met name om de ‘twaalfjaars- en schokgrond’ in het geval van zware delicten en de recidivegrond in met name delicten die die als lucratief worden gezien als drugsdelicten.
Deze redenen worden te vaak gebruikt als ‘stoplap’ om de voorlopige hechtenis te laten voortduren. Lang niet altijd is er daadwerkelijk sprake van ‘gewichtige redenen die de onverwijlde vrijheidsbeneming vorderen. De schokgrond wordt vaak gebruik omdat rechters vrezen dat een vrijlating aan de maatschappij ‘niet uit te leggen’ valt. Zeker als de belangen van de rechtstaat als geheel worden meegenomen, zal dit vaker dan gedacht, heel goed uit te leggen zijn. Ook zou de recidivegrond minder gemakkelijk aangenomen moeten worden. Niet zelden wordt de recidivegrond aangenomen, terwijl daarvoor in het dossier geen concrete aanknopingspunten te vinden zijn. Bovendien is de kans dat iemand in afwachting van zijn proces in herhaling valt logischerwijs kleiner, dan als iemand al is afgestraft en bijvoorbeeld al veel verloren heeft.
Vrij, tenzij..
Het zal geen verassing zijn dat ik het zeer eens ben met de schrijvers van het artikel. Behalve de verdachte is ook de rechtstaat – en daarmee de samenleving – zeer gebaat als het adagium ‘vrij, tenzij’, ruimhartiger in de praktijk gebracht wordt. En niet alleen omdat door de vrijgekomen zittingsruimte strafzaken eerder kunnen worden behandeld. Als verdachten zoveel mogelijk hun proces in vrijheid kunnen afwachten, is er naar verwachting minder bijkomende schade aan het thuisfront en hoeft er dan ook minder schade vergoed te worden die het gevolg is van een vrijspraak na detentie.
Mr. D.M. Penn
0 reacties